Inkomensafhankelijke bijdrage

De inkomensafhankelijke bijdrage wordt op 3 manieren geïnd:

  • premie komt voor rekening van werkgever of uitkeringsinstantie
  • inhouding op de loonstrook en afdracht door inhoudingsplichtige
  • zelfstandige voldoening op aanslag

Sinds 2013 betaalt ingevolge de Wet uniformering loonbegrip een werkgever of uitkeringsinstantie een werkgeversheffing Zvw (2018: 6,8%, 2019 6,95%) aan het Zorgverzekeringsfonds. De werknemer of uitkeringsgerechtigde heeft zelf niet rechtstreeks te maken met die heffing, ook niet voor de belastingheffing. De heffing is verschuldigd over maximaal een bepaald bedrag (2018: € 54.614; 2019: € 55.927) van loon en uitkeringen werknemersverzekeringen.

In de volgende gevallen komt de premie niet voor rekening van de inhoudingsplichtige, maar moet hij een inkomensafhankelijke bijdrage (IAB, ook genoemd bijdrage Zvw) inhouden en afdragen (5,65% in 2018, 5,7% in 2019):

Als in het geheel geen sprake is van een inhoudingsplichtige, bijvoorbeeld bij een zelfstandig ondernemer, wordt de bijdrage Zvw op aanslag betaald op de volgende inkomsten:

Voor inkomensbestanddelen waarvoor de heffing wordt betaald geldt het maximum per werkgever of uitkeringsinstantie. Wordt er door cumulatie per saldo te veel premie afgedragen dan wordt dit alleen op aanslag gecorrigeerd als sprake is van ingehouden premie en niet als de premie ten laste van werkgever of uitkeringsinstantie is gekomen.

Een nultarief geldt voor zeevarenden en, als overgangsmaatregel voor een periode van 11 jaar, voor alimentatie die al aangevangen is vóór 2006.

De volgende bestanddelen van het inkomen in box 1 vormen geen aftrekpost voor de Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw